Historie

timeline_pre_loader

Het kleine dorp met de Grote Kerk

Wie de kerk van Schermerhorn ziet, vraagt zich af hoe zo’n klein dorp aan zo’n grote kerk komt. Aan het begin van de zeventiende eeuw woonden er vooral arme mensen in Schermerhorn, maar ook een aantal rijke reders die een belangrijk deel van de bouw financierden. Na de grote brand die Schermerhorn in 1699 teisterde, zochten veel dakloze gezinnen, maar ook de rijke reders hun heil elders. Daardoor was niet veel geld meer voor het onderhoud. Dat had nadelen, zoals verwaarlozing van de gebrandschilderde ramen en de verkoop van bezittingen om reparaties te financieren. Anderzijds had het een groot voordeel: er is weinig veranderd aan de kerk. Het gebouw staat er, ruim 350 jaar later, nog precies bij zoals het gebouwd is.

 

Het geschil

De geschiedenis van de grote kerk begint in 1604 met een ruzie tussen Schermer (het huidige Grootschermer) en Schermerhorn, twee dorpen die samen één kerkgemeente vormen. Op de plaats waar nu molen ‘De Havik’ staat, stond de ruïne van een oude kerk. Beide dorpen willen graag de restanten daarvan gebruiken: Schermer voor een nieuwe parochiekerk en Schermerhorn voor herstel van de kapel in het dorp. Ze kunnen hierover niet tot overeenstemming komen en leggen hun geschil voor aan de overheid.

Op 24 juni 1604 spreken de Gecommitteerde Raden over het verschil van mening tussen Schermer en Schermerhorn. Er komt een voorstel voor de verdeling van de bezittingen. Schermer en Schermerhorn komen het volgende overeen:

  • Schermer en Schermerhorn zullen de kerk in kwestie samen afbreken
  • Van materiaal dat van de kerk en de vloer komt krijgt Schermer 2/3 deel en Schermerhorn 1/3 deel
  • Schermer mag de klok die in de kerk hangt houden
  • De zerken van particuliere personen mogen door de familie worden meegenomen
  • Alle goederen en inkomsten van de kerk blijven van beide partijen gezamenlijk
  • Alles wordt geregeerd en geadministreerd door twee kerkmeesters van Schermer en een kerkmeester van Schermerhorn
  • Schermerhorn krijgt voortaan om het andere jaar eveneens twee kerkmeesters
  • De reparaties zowel aan de nieuwe kerk van Schermer, als aan de kapel van Schermerhorn, worden betaald uit het overschot van de gezamenlijke kerkgoederen; zo die niet voldoende zijn uit de respectieve plaatselijke belasting.

De nieuwe kerk

In 1634 vraagt Schermerhorn vergunning voor de bouw van een kerk. Eerst legt men uit waarom er een nieuwe kerk nodig is: door ouderdom kwam hun kerk steeds meer te vervallen en mede door de zegeningen van God Almachtig nam de gemeente dagelijks hoe langer hoe meer toe.

Schermerhorn schat dat de bouw van een nieuwe en grotere kerk ongeveer 14.000 gulden zou kosten. Ter vergelijking: een groot huis kostte in die tijd circa 400 gulden. Schermerhorn heeft geen andere middelen dan de 180 gulden per jaar die afkomstig zijn van de heffingen op bier. Men vraagt toestemming om een aantal belastingen te mogen heffen op bier, graan, turf, dieren, onroerend goed en schepen.

Op 10 augustus 1634 verlenen de heren Gecommitteerde raden van het Noorderkwartier toestemming voor de volgende heffingen voor de tijd van zes jaar:

  • 24 stuivers van iedere ton bier die bij de tappers en 6 stuivers van elke ton bier die bij de ingezetenen van Schermerhorn ingeslagen en geconsumeerd zullen worden
  • 3 stuivers van iedere zak graan die binnen het dorp wordt gemalen en gebakken of die hun ingezetenen in andere dorpen laten malen of bakken
  • 1 stuiver 8 cent van elke zak rogge
  • 2 centen van iedere mand turf die binnen het dorp gemeten en opgeslagen wordt
  • 1/80 deel van de waarde van alle beesten die daar worden gestoken of geslagen
  • van iedere gulden 2 penningen op alle onroerende goederen en schepen van vier last en daarboven die binnen Schermerhorn zullen worden verkocht hetzij bij openbare veiling, hetzij ondershands
  • 6 gulden van ieder koopvaardijschip van hun ingezetenen en schippers
  • 3 gulden van stuurlui van haringschepen
  • 3 gulden van boeiers en hamburgervaarders.

Een fraai gebouw

Op 19 december 1635 is voor de eerste keer in de fraaie nieuwe kerk gepreekt door dominee Petrus Cabbeljauw. Het kerkgebouw is gebouwd op palen en staat in het ‘oude land’, dat is het land dat van oudsher droog lag binnen de zeedijken. Het gebouw is naar het oosten gericht. De rechthoekige plattegrond heeft een middenschip en zijbeuken. De toren is gedeeltelijk ingebouwd.

De stenen van de kerk zijn waarschijnlijk afkomstig van steenovens uit de regio. Bekend is dat er steenbakkerijen in West-Friesland stonden. Aan de oostgrens van het grondgebied van Alkmaar stonden rond 1530 drie steenovens. De klei werd gehaald uit de Wogmeer, de Schermer en de Heerhugowaard. De stenen zijn 25 x 12 x 5 cm groot, een formaat dat meer voorkomt bij gebouwen uit die tijd. In de kerk zijn 715.000 stenen verwerkt: 326.000 buiten (muren), 74.000 binnen (kolommen) en 315.000 in de toren.

De galerij (hangkamer) naast de toren is gebouwd ten behoeve van de diaconie, zoals blijkt uit de tekst op het buitenschot.

Na de hervorming hadden de kerken meestal blanke muren en beschilderde gewelven. Hiermee wordt een middeleeuwse traditie voortgezet. Dergelijk schilderwerk is ook te zien in Schermerhorn. Het houten tongewelf is geïnspireerd op middeleeuwse vormen.

Boven de deur bevindt zich een binnenklok die met een ketting werd aangedreven door het grote uurwerk. De maker was Jacob Lambertz Terbrugge, die ook het uurwerk van de kerk in Graftdijk maakte. Het uurwerk van Schermerhorn bevindt zich niet meer in de kerk, het is een keer als oud ijzer verkocht.

Grote brand

Helaas is er maar weinig bekend over de beginjaren van de kerk en de gemeente.
Dat komt doordat in 1699 een groot deel van Schermerhorn in vlammen opging. Na de ramp wordt er geld opgehaald. De regenten van Schermerhorn willen een deel gebruiken voor de opbouw van het predikantshuis. Zij krijgen hiervoor toestemming, mits de kosten de 2.500 gulden niet te boven gaan. Dit huis staat er nog steeds, namelijk het huidige Westeinde 22.

Restauraties

Op 10 mei 1894 wordt de kerk voor de openbare dienst gesloten, teneinde het gebouw te kunnen restaureren. Het werk wordt opgedragen aan de heer Jb. v.d. Capelle, timmerman in Schermerhorn. Op zondag 10 mei 1896, precies twee jaar later, wordt het gerestaureerde kerkgebouw feestelijk ingewijd.

De voorbereidingen voor de volgende grote restauratie van de kerk starten kort na de Tweede Wereldoorlog. In 1946 verzoekt men Monumentenzorg, de restauratiecommissie van de Nederlands Hervormde Kerk en de gemeente om subsidie voor de restauratie. In maart 1952 wordt het dak gerestaureerd, de kosten zijn 37.000 gulden.

In een brief van 14 oktober 1960 deelt de kerkvoogdij mee dat zij met het tweede gedeelte van de restauratie wil beginnen. Nu zijn de gevels en het interieur aan de beurt. Op 24 juli 1964 komt er een brief van Monumentenzorg over het laten restaureren van het kerkgebouw tot een totaalbedrag van 252.343 gulden. Rijk, provincie en gemeente subsidiëren 236.843 gulden; de kerkvoogdij moet 15.500 gulden op tafel leggen.

Ook aan het einde van de twintigste eeuw vinden er diverse restauraties plaats aan de kerk, onder andere aan de gebrandschilderde ramen. De laatste grote restauratie dateert van 2016.

(Met dank aan de “Oudheidkundige Vereniging Het Schermereiland” die deze tekst beschikbaar heeft gesteld).